A ROSE IS A ROSE IS A ROSE


Ik las een boek over Gertrude Stein en was geraakt door de woorden a rose is a rose is a rose.
Een cryptische zin die zoiets wil zeggen als: de roos verwijst naar niets anders dan zichzelf, voor eeuwig en voor altijd.
Rozen en bloemen, ze zijn via de liefde, liefdesbrieven en liefdesgedichten tot metaforen van taalraadsels geworden. Niet alleen Gertrude Stein wees ons hierop, ook Mallarmé gebruikte het beeld van een bloem – nog iets algemener dan de roos – als voorbeeld voor het abstraherende karakter van taal. In een prozagedicht schreef hij dat met de uitspraak ‘une fleur!’, alle contouren van die ene bloem naar de vergetelheid worden verbannen, en iets anders dan alle bekende bloemen ontstaat, namelijk de idee van de bloem.
2009

zaterdag 17 oktober 2009

Sub Rosa

Onder de roos,














d.w.z. in het geheim; vertaling van het lat. sub rosa, eene sedert de 16de eeuw bekende uitdrukking, die we lezen bij Kiliaen: Onder de roose, sub rosa dictum aut factum, dicitur, quod silentii fide stipulata inter lepidos sodales sit aut dicitur; Goedthals, 127: tis onder die roosen gheseyt; Campen, 122: tis onder die Reese; Marnix, Byenc. 125 v; Kluchtspel II, 92; Lichte Wigger, 3 r: Magme niet wat praten? t' is onder de roos hier; in Sweerts' Koddige en Ernstige Opschriften II, 117: Rontom een geschilderde roos boven een tafel:

Al wat hier onder de roos geschiet
Laat dat aldaar, en meld het niet.
Dat de roos het zinnebeeld der stilzwijgendheid is geworden, moet hieraan worden toegeschreven, dat Harpocrates (de Egyptische god Heros), de god der stilzwijgendheid, van Cupido eene roos ontving, om hem te bewegen de minnarijen van Venus niet te verklappen1):

Est rosa flos Veneris, cuius quo furta laterent
Harpocrati matris dona dicavit Amor.
Inde rosam mensis hospes suspendit amicis,
Convivae ut sub ea dicta tacenda sciant.
Vandaar dat de roos prijkte aan de zoldering van feestzalen, of zooals De Brune, Wetst. I, 254 mededeelt ‘in plaatzen van genucht aan den balk geschildert (werd), om de gasten daar deur in te scherpen dat zy de bedreve vrolikheden in stilswijgentheid (moesten) begraven’. Zie verder C. Wildsch. II, 150; Br. v. B. Wolff, 117; Nkr. VII, 26 April, p. 3; Noord en Zuid XIV, 216-219; Navorscher IV, 149; Schrader, 326-327 en Grimm VIII, 1179-1180; hd. unter der Rose; eng. under the rose.
1)Catul. 72; Varro de L.L. 5, 57; Plut. de Is. 68; Kil. 540.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten